Klassen in Excel

Continue gegevens

We werken bij ons onderzoek met continue gegevens. We gaan deze gegevens in intervallen verdelen die we klassen noemen. De lengte van zo'n interval noemen we de klassenbreedte. Meestal gebruiken we halfopen intervallen van de vorm [a,b[, [b,c[, ... [z-1 ,z[ van gelijke breedte. Het is de gewoonte de gegevens te verdelen in 8 tot 13 klassen.

We maken gebruik van de volgende notaties:

We gaan eerst klassen creëren. Je kan onderstaand stappenplan gebruiken of de instructievideo.

Klassen creëren gebeurt vaak op gevoel maar er is toch een kleine truc om het makkelijker te maken.

Bepaal eerst de laagste en hoogste waarden van je meetresultaten. De laagste waarde bepaal je met de functie =MIN en de hoogste waarde bepaal je met de functie =MAX

Kies je linker klassegrens iets kleiner dan je laagste waarde van de resultaten. Kies je rechter klassegrens iets groter dan je hoogste waarde van de resultaten.

We hebben gezien dat de gegevens naar gewoonte verdeeld worden in 8 tot 13 klassen. Kies je klassenbreedte dus zo dat je tussen de 8 en 13 klassen uitkomt. Je kan hier zeker wat mee proberen. Ik heb als klassenbreedte 3 gekozen. Typ je klassen breedte onder je tabel zoals op de foto. Je gaat deze zodadelijk nog gebruiken.

Typ in de eerste cel bij LKG het getal dat net iets kleiner is dan je kleinste waarde. Bij de RKG ga je het getal van je LKG optellen met de klassenbreedte. Dit zie je op onderstaande foto. Zoals je zie staan er bij de naam van de cel van de klassenbreedte dollar tekens. Deze gaan er zodadelijk voor zorgen dat je je bewerking kan doorvoeren voor de hele tabel.

Bij de tweede cel van de LKG typ je = en selecteer je de eerste cel van de RKG. Bij de tweede cel van de RKG doe je weer de functie =tweede cel LKG + klassenbreedte. Dit zie je op onderstaande foto.

Als je dit hebt ingetypt druk je gewoon op enter. Nu kan je de tweede rij selecteren en met het vierkantje rechts onderaan doorvoeren en dan voert Excel de rest van de bewerkingen voor jou uit.

Nu heb je je eerste twee kolommen! Zoals je ziet is de derde kolom gewoon je rechter klassegrens -1. Je typt in de eerste cel de functie =RKG-1 en als RKG selecteer je de eerste cel in de kolom van RKG. En klik dan op enter.

Nu kan je opnieuw met het vierkantje rechtsonder deze bewerking doorvoeren.

De volgende kolom is klasse. Hier willen we dat Excel laat zien hoe onze klasse eruit ziet. Voor de eerste rij is dat bij mij [5,8[.

Er bestaat een functie om Excel dit weer voor ons te laten doen namelijk =tekst.samenvoegen . (Als je met de Engelse versie van Excel werkt gebruik je CONCATENATE).

Bij deze functie moet je het volgende tussen de haakjes typen:

=tekst.samenvoegen("[";LKG;",";RKG;"[")

Zoals je ziet staan de vierkante haakjes en de komma tussen aanhalingstekens en de LKG en RKG niet. Dit komt omdat de haakjes en de komma tekst zijn die wij kiezen. Verder maken we gebruik van een gesloten en open haakje. Dit komt omdat onze RKG op de ene rij onze LKG is op de volgende rij en eenzelfde getal niet tot twee klassen kan horen. Je kan om onderstaande foto zien hoe dat er in Excel dan uitziet.

Je kan ook deze formule doorvoeren met het vierkantje rechtsonder. Het resultaat zie je op onderstaande foto:

De laatste kolom die nog leeg is de Xi kolom. Dit is het klassenmidden. Deze bewerking is niet zo moeilijk. Je vindt dit door de LKG en RKG bij elkaar op te tellen en dat te delen door twee. Als je dit hebt kan je ook deze formule doorvoeren en de rest van de bewerkingen door Excel laten berekenen. Je krijgt dit resultaat:

Zo nu we onze klassen hebben, kunnen we aan onze frequentietabel beginnen. Je kan hieronder doorklikken naar de uitleg over de frequentietabel.